« Bekijk Artikel 26.
Instellen beroep Ondernemingskamer
Kern
Binnen een maand nadat het besluit schriftelijk is medegedeeld kan de ondernemingsraad beroep instellen bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. Het beroep wordt ingesteld met een verzoekschrift, door een advocaat. In dat verzoekschrift moeten de gronden voor het beroep worden vermeld.
Beroep kan worden ingesteld wanneer is afgeweken van het door de ondernemingsraad gegeven advies. Ook is het mogelijk om beroep in te stellen binnen een maand, nadat nieuwe feiten zijn gebleken. Het moet dan wel gaan om nieuwe feiten waarvan vast komt te staan dat deze de ondernemer wel bekend waren op het moment van het nemen van het besluit maar de ondernemingsraad zijn onthouden.
Aanwijzingen
Een beroep moet worden ingesteld binnen een maand na schriftelijke mededeling van het besluit. De aanwezigheid van OR-leden bij een ledenvergadering van een vereniging waar het besluit wordt genomen, is onvoldoende om de beroepstermijn te doen aanvangen. De verzending van het besluit door de bestuurder per e-mail aan de secretaris behoeft nog niet in alle gevallen in te houden dat daarmee de beroepstermijn een aanvang heeft genomen.
De ondernemingsraad dient het beroep in te stellen op de grond dat de ondernemer bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit had kunnen komen en daarmee een kennelijk onredelijk besluit heeft genomen. In de beroepsprocedure moet de ondernemingsraad argumenten aandragen waarmee hij de kennelijke onredelijkheid van het besluit onderbouwt. De ondernemingsraad mag in het algemeen slechts bezwaren aanvoeren die hij al in zijn advies tot uitdrukking heeft gebracht
De Ondernemingskamer oordeelt onder andere dat het niet vragen van een advies in gevallen waarin de wet dit wel voorschrijft in het algemeen wezenlijk tekort doet aan de door de wet gewaarborgde belangen van de ondernemingsraad. Het niet-nakomen van door de ondernemer aan de ondernemingsraad gedane toezeggingen kan ook leiden tot de toewijzing van het beroep.
Ook wanneer het besluit naar oordeel van de Ondernemingskamer onvoldoende is gemotiveerd, kan van een kennelijk onredelijk besluit sprake zijn. Hoe concreter de bezwaren zijn die de ondernemingsraad inbrengt, hoe minder de ondernemer kan volstaan met algemene opmerkingen. Indien de Ondernemingskamer van mening is dat de motivering die aan het besluit ten grondslag is gelegd, onvoldoende is, dan kan dat dus reden zijn om het verzoek van de ondernemingsraad toe te wijzen en de ondernemer op te dragen om het besluit in te trekken. Soms is de kritiek van de Ondernemingskamer op de motivering van het besluit zo fundamenteel, dat niet goed voorstelbaar is dat de ondernemer het besluit alsnog kan nemen door alleen maar met een betere motivering te komen.
Jurisprudentie
(bron: Sprengers Advocaten te Utrecht)
Hof Amsterdam 29 juli 2005, JAR 2005/247 : OR PI Noord/Staat der Nederlanden
Hof Amsterdam 17 september 2001, JAR 2001/185 : COR Laurus/Laurus, Sperwer Holding
Hof Amsterdam 5 december 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:4948 : OR Global Business Services/IBM Nederland