« Bekijk Artikel 32.
Ondernemingsovereenkomst
Kern
Art. 32 lid 2 WOR bepaalt dat bij schriftelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de ondernemingsraad aan de ondernemingsraad meer bevoegdheden dan de in de WOR genoemde kunnen worden toegekend en aanvullende voorschriften over de toepassing van het bij of krachtens de WOR bepaalde kunnen worden gegeven. Wanneer dit is gebeurd zijn daarop ook de in de wet geregelde procedures van toepassing en kan nakoming worden gevorderd van hetgeen is overeengekomen. Daarbij is wel een voorschrift dat geen afbreuk kan worden gedaan aan hetgeen is geregeld in een cao of publiekrechtelijke regeling.
Aanwijzingen
In 1993 bepaalde de Hoge Raad naar aanleiding van een geschil bij Smit Vlootbeheer dat het in het stelsel van de WOR past om het beroepsrecht van art. 26 WOR ook van toepassing te achten op besluiten waaromtrent tussen ondernemer en ondernemingsraad overeenstemming bestaat dat de ondernemingsraad in de gelegenheid dient te worden gesteld daarover advies uit te brengen. Het huidige art. 32 WOR, dat in 1998 werd ingevoerd, vormt daarvan de weerslag. In 2002 bevestigde de Hoge Raad in de Holland Casino-uitspraak er een soortgelijke redenering op na te houden voor wat betreft het instemmingsrecht: de ondernemer die zich zonder voorbehoud en uitdrukkelijk op het standpunt heeft gesteld dat een onderwerp binnen het bereik van de in art. 27 lid 1 WOR gegeven opsomming valt, staat het niet meer vrij zich op het ontbreken van het instemmingsrecht te beroepen.
Dat art. 32 lid 2 WOR voorschrijft dat de ondernemer een afschrift van de ondernemingsovereenkomst aan de bedrijfscommissie zendt, wordt in de rechtspraak niet als een vereiste gezien. Zoals de Kantonrechter Utrecht overwoog, wordt algemeen aanvaard dat een ondernemingsovereenkomst ook verbintenissen in het leven roept, indien er van die ondernemingsovereenkomst geen melding aan de bedrijfscommissie is gedaan. Wanneer een afschrift van een afspraak aan de bedrijfscommissie is verzonden, vormt dat wel een belangrijke aanwijzing dat er van een ondernemingsovereenkomst sprake is.
In de praktijk bevatten ondernemingsovereenkomsten daardoor vaak afspraken over de verstrekking van informatie, het overleg, de invulling van het advies- en instemmingsrecht, de medezeggenschapsstructuur en de faciliteiten, als ook afspraken over een uitbreiding van de bevoegdheden boven op de wettelijke bevoegdheden.
Overigens, ook afspraken en ondernemingsovereenkomsten die door de rechter niet, althans niet uitdrukkelijk, als een ondernemingsovereenkomst in de zin van art. 32 lid 2 WOR worden gezien, moeten worden nagekomen.
(bron: Sprengers Advocaten Utrecht)
Jurisprudentie
Hof Den Bosch 18 juli 2012, JAR 2012/226 : OR/Mercedes Benz Customer Assistence Center Maastricht
Vzngr. Rb. Amsterdam 11 maart 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BP7454: RvC Organon Biosciences Nederland e.a./Merck & Co Inc.
Ktr. Utrecht 5 november 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:5497 : OR/Strukton Worksphere