Tijd voor onderling beraad en scholing
Kern
OR-leden moeten de gelegenheid krijgen om hun jaarlijks vast te stellen aantal uren voor onderling beraad in werktijd met behoud van loon dan wel bezoldiging te benutten. Het aantal uren voor onderling beraad per jaar mag niet lager worden vastgesteld dan op 60.
Ondernemer en ondernemingsraad afspraken moeten maken over het aantal dagen per jaar dat leden van de ondernemingsraad en van commissies van de ondernemingsraad in de gelegenheid worden gesteld om met behoud van bezoldiging scholing en vorming te ontvangen. Het moet daarbij gaan om scholing van voldoende kwaliteit. De omvang van het aantal scholingsdagen is vijf dagen per jaar voor OR-leden en drie dagen per jaar voor commissieleden.
Aanwijzingen
Het komt voor dat er een ‘all-in-norm’ wordt afgesproken voor de tijd die voor het OR-werk beschikbaar wordt gesteld of bijvoorbeeld dat bepaalde dagen in de week voor OR-werk worden vrij geroosterd, soms uitlopend in een algehele vrijstelling voor het OR-werk in grote concerns. De wettelijke regeling gaat hier niet vanuit. Aldus moet steeds aan de hand van de verschillende elementen worden bezien of voldoende aan de normen van art. 18 WOR tegemoet wordt gekomen.
Indien het zou gaan om een commissie ingesteld door de ondernemingsraad, zou uit art. 17 WOR zijn voortgevloeid dat de vergadertijd als werktijd zou moeten worden vergoed en geen onderwerp van afspraken zou zijn. Deze hebben immers (alleen) betrekking op het onderling beraad als genoemd in art. 18 lid 1 WOR.
Spelregels over de omvang van de vrijstelling van de voorzitter en de secretaris van de ondernemingsraad die jarenlang zijn toegepast, kunnen niet zomaar eenzijdig door de ondernemer worden gewijzigd.
Jurisprudentie
(bron: Sprengers Advocaten te Utrecht)CRvB, 22 mei 2008, TAR 2008/174: X/Korpsbeheerder van de politie Gelderland- Zuid
Ktr. Eindhoven 31 oktober 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:5923 : OR/Gemeente Best
Ktr. Utrecht 5 november 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:5497 : OR/Strukton Worksphere
WOR artikelen
-
IAlgemene bepalingen
-
IIDe instelling van ondernemingsraden
-
IIISamenstelling en werkwijze van de ondernemingsraden
-
IVHet overleg met de ondernemingsraad
-
IV-ABijzondere bevoegdheden van de ondernemingsraad
-
IV-BHet verstrekken van gegevens aan de ondernemingsraad
-
IV-CVerdere bevoegdheden van de ondernemingsraad
-
VDe centrale ondernemingsraden en de groepsondernemingsraden
-
V-ADe medezeggenschap in kleine ondernemingen
-
VIDe algemene geschillenregeling
-
VIIDe bedrijfscommissies
-
VII-ABijzondere taak sociaal economische raad
-
VII-BBijzondere bepalingen voor ondernemingsraden bij de overheid
-
VIIIOvergangs- en slotbepalingen